Hoewel we het eigenlijk niet willen hebben over de vermeende toename van ‘churnalsim’


In de serie reacties op de blogs over ons onderzoek naar de invloed van universitaire persberichten op het nieuws verscheen vandaag een interessante blog van Peter Vasterman. In die bijdrage zitten twee opvallende elementen, waar we graag iets over willen zeggen.

1. Het ‘toetsen’ van de ‘churnalism-these’
Het leuke van het stuk van Peter Vasterman is dat het een eerste toets is van wat je de churnalism-these van Nick Davies e.a. zou kunnen noemen. Al in 2008 publiceerden de onderzoekers Lewis, Williams & Franklin een artikel in Journalism Practise waarin ze doen voorkomen dat ze deze hypothese toetsen en daar bevestiging voor vinden. De these houdt kort gezegd in, dat er door de malaise in de journalistiek steeds meer werk (kranten worden dikker) voor minder journalisten overblijft en de overgeblevenen daarom simpelweg wel meer (klakkeloos) gebruik van PR moeten maken, om de krant gevuld te krijgen.


Dat is (ben ik met Vasterman eens) een boeiende these, maar vooral ook een die nooit empirische bevestiging heeft gekregen. De Britse auteurs presenteren immers wel data die aantoont dat minder journalisten meer moeten schrijven, maar laten niet zien dat de ‘copy-paste strategie’ inderdaad ook toenemend wordt toegepast.

Met behulp van de gegeven uit het scriptieonderzoek van Anne Kroon (data uit 2012) en een eigen dataset uit 1989 laat Peter Vasterman zien, dat er in Nederland geen toename van churnalism lijkt te zijn (ik zeg expres ‘lijkt’, omdat deze vergelijking natuurlijk geen waterdichte toets is, daartoe zijn de beschikbare data niet geschikt). Ik zei het al, die toetsing verdient nog overgedaan te worden met een betere dataset, maar toch: Vasterman doet wat nog niet eerder gedaan is: Hij toetst de stelling dat er steeds meer copy-paste plaats vindt, maar vindt daar geen bevestiging voor, en concludeert dat het allemaal wel lijkt mee te vallen met de vermeende toename van churnalism in de journalistiek.

Je kunt je afvragen hoe dat komt? Lewis et al en Davies staren zich wellicht blind op het aantal pagina’s in een krant en het aantal fte’s bij de redacties. De werkelijkheid is wel anders. Zo is, in de zelfde periode, de techniek enorm veranderd, journalisten moeten nu inderdaad meer (web-)pagina’s vullen, maar hebben tegelijkertijd ook veel meer informatie veel sneller ter beschikking. Die twee ontwikkelingen zijn wellicht tegen elkaar weg te strepen.


2. Het herframen van ons onderzoek
Het viel ons al op bij de reacties van Marcel van Lingen en  Elma Drayer, maar ook Peter Vasterman doet het. Zij zoomen allemaal in op een enkele bevinding in het onderzoek, namelijk het percentage nieuwsberichten dat nauwelijks verschilt van de persberichten die hun aanleiding vormden. Vervolgens gaan de auteurs daarmee aan de haal. Macel van Lingen leest iets wat er niet staat en Elma Drayer gaat daar weer op in. Peter Vasterman doet weer wat anders. Ook hij focust op die ene bevinding, maar gaat bovendien aan de slag met de inleidende alinea’s uit de scriptie en de blogs van Anne Kroon.

Wat is daar mis mee? ‘Mis’ is een groot woord, maar er wordt in zijn bijdrage veel meer gewicht gegeven aan die inleidende alinea’s, dan dat ze waard zijn. Die alinea’s beschrijven de discussie over de journalistiek die is ontstaan n.a.v. het boek van Nick Davies over churnalism. Peter Vasterman doet het voorkomen alsof er in de blogs van Anne Kroon beweerd wordt dat die ‘churnalism-these’ klopt. En dat de door Davies geschetste conclusie (“dat is verschrikkelijk!”) ook haar of onze interpretatie zou zijn.

Wellicht is de formulering in de blogpost er zelf deels schuldig aan, maar het was juist niet de bedoeling om die these te onderschrijven. Aan de ene kant was de discussie over het boek van Nick Davies niets meer of minder dan de aanleiding voor ons onderzoeksproject. Aan de andere kant is dat nog meer zo omdat wij ons afvragen of het wel zo is dat journalisten willekeurig ‘copy-pasten’. Onze verwijzing naar Nick Davies en zijn ‘churnalism’ is informatief en niet een geloofsbeleidenis.

Wanneer wel of niet ‘copy paste journalistiek?’
Uit de literatuur is bekend dat journalisten, wanneer zij wegens tijdgebrek niet al hun informatie kunnen checken, zij weloverwogen keuzes maken in wat ze dan wel en niet checken (‘weloverwogen’ wil niet zeggen ‘ideale’). Wij vermoedden dat journalisten soortgelijke keuzes maken met betrekking tot het opvolgen van persberichten. Varen ze enkel op de in het persbericht geboden informatie (al dan niet elders gecheckt of feitelijkheid), voegen ze er iets aan toe, of investeren ze echt journalistieke expertise en nemen zij het persbericht enkel als aanleiding (of een van de bronnen) voor een eigen productie. En zitten (dat is onze belangrijkste vraag!) er in elementen in de persberichten die journalisten voor de ene of andere optie doen kiezen.

Die elementen zijn in ons onderzoeksproject ‘nieuwsfactoren’ en Anne’s onderzoek naar het gebruik van persberichten toont inderdaad een effect van die nieuwsfactoren op de keuzes van journalisten. Die keuze is ook opvallend: hoe meer nieuwsfactoren (hoe hoger de nieuwswaarde) hoe vaker er voor de kortste weg wordt gekozen en andersom: hoe minder intensief nieuwsfactoren aanwezig zijn, hoe vaker journalisten kiezen om een arbeidsintensieve originele productie te maken.  Dat lijkt ons een interessante bevinding, die tot nu toe onopgemerkt is gebleven. We hopen ook nog eens van gedachte te kunnen wisselen over juist die bevinding.



 Pytrik Schafraad